Overslaan en naar de inhoud gaan
#Tax & Legal #Btw-advies #Fiscaliteit #Btw

Welke nieuwigheden brengt 2023 voor de btw?

donderdag 22/12/2022

De regeling voor btw-verlegging bij werk in onroerende staat wordt aangepast. En de nieuwe uitoefeningsmodaliteiten voor de btw-aftrek volgens het werkelijk gebruik creëren rechtsonzekerheid. Dat zijn begin 2023 de twee grote nieuwigheden op het vlak van btw om rekening mee te houden. We lichten ze allebei in detail toe.

Traditiegetrouw geven we u een overzicht van enkele btw-nieuwigheden waaraan u zich in 2023 mag verwachten.

Verlegging van btw bij werk in onroerende staat

De regel dat de betaling van de btw bij werk in onroerende staat verplicht wordt verlegd indien het werk wordt verricht voor een btw-plichtige afnemer die periodieke btw-aangiftes indient (ook wel gekend als de regeling ‘medecontractant’), wordt op twee punten aangepast.

Niet in België gevestigd, maar met Belgisch btw-nummer

Is de afnemer een onderneming die niet in België is gevestigd, maar wel een Belgisch btw-nummer heeft, dan kan verlegging van de btw voor werken in onroerende staat vandaag alleen wanneer de onderneming een individuele fiscale vertegenwoordiger aanstelt. Voor ondernemingen die in de EU, en bij uitbreiding het VK en Noorwegen, gevestigd zijn, is dat niet verplicht. Ze kunnen ‘rechtstreeks’ een Belgisch btw-nummer aanvragen. Is de afnemer een onderneming die niet in België gevestigd is met een rechtstreekse Belgische btw-registratie, dan moet vandaag btw aangerekend worden op de factuur voor werk in onroerende staat.

Vanaf 1 januari 2023 moet de btw voor werk in onroerende staat ook verlegd worden wanneer de afnemer een buitenlandse onderneming is met een rechtstreekse Belgische btw-registratie.

Bijzondere vrijstellingsregeling

Btw-plichtigen die genieten van de bijzondere vrijstellingsregeling voor ‘kleine ondernemingen’ of de bijzondere regeling voor ‘landbouwondernemingen’, dienen geen periodieke btw-aangiften in. Ze mogen daarom hun Belgisch btw-nummer niet meedelen aan Belgische aannemers die voor hen werk in onroerende staat verrichten. Aannemers moeten aan dergelijke btw-plichtigen altijd btw aanrekenen voor werk in onroerende staat in België. Om te vermijden dat aannemers onterecht de verlegging van heffing zouden toepassen voor werk in onroerende staat, wordt de regeling vanaf 1 januari 2023 als volgt aangepast:

  • Het verbod voor ‘kleine ondernemingen’ en ‘landbouwondernemingen’ om hun btw-nummer mee te delen aan Belgische aannemers vervalt. Delen ze hun Belgisch btw-nummer mee, dan moeten ze voortaan wel de aannemer informeren dat ze geen periodieke btw-aangiftes indienen.
  • Deelt een btw-plichtige afnemer niet mee dat hij geen periodieke btw-aangiftes indient, dan moet de aannemer voor het werk in onroerende staat een factuur met ‘btw verlegd’ uitreiken. Bovendien moet volgende verplichte vermelding op de factuur staan:
    Verlegging van heffing. Bij gebrek aan schriftelijke betwisting binnen een termijn van één maand na ontvangst van de factuur, wordt de afnemer geacht te erkennen dat hij een belastingplichtige is gehouden tot de indiening van periodieke aangiften. Is die voorwaarde niet vervuld, dan is de afnemer ten aanzien van die voorwaarde aansprakelijk voor de betaling van de verschuldigde belasting, interesten en geldboeten.

    Deze verklaring ontslaat de aannemer (met uitzondering van samenspanning tussen de partijen) van de aansprakelijkheid over de hoedanigheid van de afnemer, wanneer die laatste de factuur niet schriftelijk betwist.

Uitoefening van de btw-aftrek volgens het werkelijk gebruik

Een gemengde btw-plichtige die zijn recht op aftrek uitoefent volgens het werkelijk gebruik:

  • heeft een volledig recht op btw-aftrek volgens de normale regels voor goederen en diensten die uitsluitend bestemd zijn voor zijn activiteit die recht op aftrek verleent.
  • heeft geen recht op btw-aftrek voor goederen en diensten die uitsluitend bestemd zijn voor de activiteit die geen recht op aftrek verleent.
  • Voor de btw op goederen en de diensten voor beide activiteiten, moet in de mate van het mogelijke een (of meerdere) bijzonder verhoudingsgetal worden vastgesteld.

Vandaag is het voorafgaand akkoord van de bevoegde btw-controle vereist om het recht op aftrek uit te oefenen volgens het werkelijk gebruik. Vanaf 1 januari 2023 zou een correcte en tijdige (lees voorafgaande) kennisgeving aan de btw-controle daarvoor volstaan. Deze voorafgaande kennisgeving moet gebeuren via de elektronische aangifte van aanvang of wijziging van activiteit (E-604A of E-604B).

De op het eerste zicht vereenvoudigende maatregel bevat echter enkele onverwachte angels.

Voorafgaande kennisgeving
  • De voorafgaande kennisgeving moet gebeuren vóór het einde van de periode waarop de eerste aangifte van het kalenderjaar betrekking heeft. Dat is hetzij vóór 31 januari voor maandindieners, hetzij vóór 31 maart voor kwartaalindieners.
  • Voor ondernemingen die op 31 december 2022 al hun aftrek volgens het werkelijk gebruik toepassen, moet deze kennisgeving gebeuren vóór 30 juni 2023.
  • Bij de start of wijziging van de economische activiteit waardoor de onderneming een gemengde belastingplichtige wordt, moet deze kennisgeving ingediend worden vóór de laatste dag van de eerste aangifteperiode die volgt op de aanvang/wijziging van de activiteit.
Uitwerking van de kennisgeving
  • De kennisgeving heeft uitwerking op 1 januari van het betrokken kalenderjaar. Wanneer die kennisgeving een gevolg is van de aanvang of wijziging van de activiteit van de onderneming, is dat vanaf de eerste dag van het aangiftetijdvak dat volgt op de aanvang of wijziging van die activiteit.
  • Het betreft een periode van onbepaalde duur die minstens loopt tot 31 december van het derde jaar na de datum van uitwerking van de kennisgeving.
Mededeling van bepaalde gegevens
  • Een onderneming die toepassing maakt van het werkelijk gebruik moet jaarlijks bepaalde gestructureerde gegevens meedelen via de btw-aangifte in INTERVAT.
  • Die mededeling moet gebeuren bij de indiening van de periodieke btw-aangifte over het eerste kwartaal of één van de eerste drie maanden van het lopende kalenderjaar.

Opgelet, gebeurt de voorafgaande kennisgeving niet tijdig of zijn de bijkomende gegevens niet medegedeeld? In dat geval kan de onderneming het recht op aftrek niet uitoefenen volgens het werkelijk gebruik. Dat kan ten vroegste vanaf 1 januari van het volgende kalenderjaar, op voorwaarde van een tijdige voorafgaande kennisgeving.

Weigering van het werkelijk gebruik
  • De btw-administratie kan via een onderbouwde beslissing de uitoefening van het recht op aftrek volgens het werkelijk gebruik weigeren of de toepassing onderwerpen aan andere criteria die voor de btw-administratie wel aanvaardbaar zijn.
  • Die weigeringsbeslissing wordt medegedeeld ten laatste op 31 december van het jaar volgend op het jaar waarin de initiële kennisgeving door de onderneming uitwerking had. Dat betekent dat de btw-administratie dus bijna twee jaar tijd heeft! Voor het einde van die termijn of voor een dergelijke weigeringsbeslissing kan een onderneming zich er dus niet van verzekeren dat de door haar gehanteerde criteria bij de oorspronkelijke kennisgeving door de administratie aanvaard zullen worden.
  • Die weigeringsbeslissing heeft bovendien retroactief uitwerking voor onbepaalde termijn vanaf de eerste dag van het aangiftetijdvak waarin de kennisgeving door de onderneming is verricht.
  • Tenslotte kan een weigeringsbeslissing opgesteld worden in de vorm van een correctieopgave of een proces-verbaal bij een latere regularisatie.

De vraag rijst wat de waarde nog is van vroegere akkoorden of rulings over de modaliteiten van de aftrek volgens het werkelijk gebruik. Heeft de btw-administratie nu twee jaar tijd om daarop terug te komen?

Verplichte toepassing van het werkelijk gebruik
  • De btw-administratie kan een gemengde belastingplichtige nog altijd verplichten het recht op aftrek uit te oefenen met inachtneming van het werkelijk gebruik. Dat kan gebeuren wanneer de administratie vaststelt dat de toepassing van het algemeen verhoudingsgetal leidt tot ongelijkheid in de heffing van de btw. Bijvoorbeeld wanneer de toepassing van het algemeen verhoudingsgetal leidt tot een aanzienlijk hogere aftrek dan bij toepassing van het werkelijk gebruik. De modaliteiten van deze procedure wordt nu concreter vastgelegd.
  • De beslissing van de administratie wordt bij aangetekende zending medegedeeld en vermeldt onder meer de datum vanaf wanneer ze uitwerking heeft. Dat is in principe op de eerste dag van het aangiftetijdvak van de kennisgeving van deze beslissing, maar kan in bepaalde gevallen ook retroactief zijn.

Hebt u vragen over wat deze nieuwigheden betekenen voor uw bedrijf, aarzel dan niet contact op te nemen met ons btw-team.

Neem contact op met één van onze experten

Wouter Brackx

Wouter Brackx

Partner Tax & Legal Services

Contact
Karolien Vanmeerhaeghe

Karolien Vanmeerhaeghe

Director Tax & Legal Services

Contact