Overslaan en naar de inhoud gaan
#Tax & Legal #Business Legal #Vergoedingsplicht #Vennootschap #Aandelen #Huwelijk

Een nieuwe vergoedingsplicht in het wettelijk stelsel

vrijdag 04/01/2019
A new compensation obligation

Wat als een echtgenoot zijn beroep uitoefent in een vennootschap, waarvan alle aandelen “eigen” zijn?

Waarover gaat het?

De wet van 22 juli 2018 heeft aanzienlijke wijzigingen aangebracht in het huwelijksvermogensrecht. Met dit artikel gaan wij in op een specifieke aanvulling in het huwelijksvermogensrecht, namelijk de mogelijke benadeling van de gemeenschap bij de beroepsuitoefening door middel van een eigen vennootschap [1].

De nieuwe regeling heeft enkel belang voor mensen die gehuwd zijn onder het gemeenschapsstelsel. In dat geval bestaan er drie vermogens: het eigen vermogen van iedere echtgenoot en het gemeenschappelijk vermogen. Bij de ontbinding van het huwelijk moeten deze vermogens met elkaar afrekenen indien het ene vermogen zich heeft verrijkt ten koste van een ander vermogen, dat zich heeft verarmd. Wanneer bijvoorbeeld het gemeenschappelijke vermogen werken heeft gefinancierd aan een eigen goed van een echtgenoot, dat is het eigen vermogen van die echtgenoot rijker geworden en is het gemeenschappelijke vermogen armer geworden. Bij de ontbinding van het stelsel wordt dit afgerekend door de zogenaamde vergoedingsrekeningen: het rijker geworden vermogen zal aan het verarmde vermogen een vergoeding verschuldigd zijn, op deze manier wordt het evenwicht tussen de echtgenoten weer hersteld.

Welnu, wanneer de aandelen van een vennootschap geheel eigen zijn aan een echtgenoot, die in die vennootschap zijn beroep uitoefent, dan gebeurt het dat de inkomsten die in de vennootschap vallen, niet worden uitgekeerd. Hierdoor ontstaat een waardestijging van die aandelen, waarvoor in beginsel geen vergoeding verschuldigd is; geen enkel vermogen heeft zich immers verarmd om die waardestijging mogelijk te maken. Dit betekent dat bij het einde van het stelsel die echtgenoot de waardestijging mag behouden zonder af te rekenen met de andere echtgenoot.

Nochtans bepaalt artikel 1405, §1, 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) dat binnen het wettelijk stelsel de beroepsinkomsten tot de gemeenschap behoren. In ons voorbeeld zien we dus dat de arbeid van de echtgenoot aanleiding geeft tot inkomsten, die niet in de huwgemeenschap vallen, maar in de eigen vennootschap van die echtgenoot. Op die manier beschouwd leidt de huwgemeenschap een nadeel door het uitoefenen door de ene echtgenoot van zijn beroep via een vennootschap: de ene echtgenoot (eigenaar van de aandelen) draagt misschien niet bij doordat hij zijn beroepsinkomsten oppot in zijn vennootschap. Aan deze situatie wil het nieuwe artikel 1432, tweede lid BW verhelpen. 

Hoe werkt dit nieuwe mechanisme?

Men dient een onderscheid te maken tussen aandelen in een professionele vennootschap verkregen met gemeenschapsgelden dan wel met eigen gelden.

Aandelen verkregen met gemeenschapsgelden

Wanneer de verkrijging van de aandelen in een professionele vennootschap met gemeenschapsgelden gefinancierd werd, dan bepaalt artikel 1401, §1,5 BW dat de lidmaatschapsrechten verbonden aan deze aandelen tot het eigen vermogen van deze echtgenoot behoren indien het gaat om de professionele vennootschap van die echtgenoot of wanneer de persoon van die echtgenoot cruciaal is in de vennootschap (hetgeen blijkt uit beperkingen inzake de aandelenoverdracht).

De vermogenswaarde van deze aandelen vormt daarentegen een gemeenschapsgoed op basis van artikel 1405,§1,5 BW. Zodoende wordt door de wet een duidelijk onderscheid gemaakt tussen ‘titre’ (lidmaatschapsrechten) en ‘finance’ (vermogenswaarde). Indien deze echtgenoot zijn beroepsinkomsten “parkeert” in zijn vennootschap, leidt de gemeenschap op termijn geen nadeel: de waarde van die aandelen behoort immers tot de huwgemeenschap. Er hoeft dan ook geen vergoeding tussen de vermogens  plaats te vinden.

Aandelen verkregen met eigen gelden

De aandelen in de professionele vennootschap zullen evenwel tot het eigen vermogen van de echtgenoot behoren, indien deze echtgenoot de aandelen ofwel reeds voor het huwelijk heeft verworven ofwel tijdens het huwelijk heeft verkregen hetzij via eigen gelden hetzij via erfenis of gift. Het is in het kader van deze aandelen, behorend tot het eigen vermogen van een echtgenoot, dat artikel 1432, lid 2 BW in het leven werd geroepen. Wanneer immers deze echtgenoot zichzelf slechts een geringe vergoeding uitkeert voor zijn gedane prestaties binnen zijn eigen vennootschap, zal de gemeenschap wel een nadeel ondervinden. De gemeenschap ontvangt namelijk niet de hogere opbrengst die zij redelijkerwijze zou verkrijgen indien de echtgenoot zijn professionele activiteit zou uitoefenen als zelfstandige of werknemer. Meer nog, de eigen vennootschap zal de rest van de verwezenlijkte winsten kunnen reserveren of kapitaliseren, waardoor de waarde van de eigen aandelen en bijgevolg eveneens het eigen vermogen van deze beroepsactieve echtgenoot zal stijgen.

Daarom bepaalt artikel 1432, lid 2 BW dat, indien de gemeenschap zulk nadeel ondervindt, de gemeenschap vergoed hoort te worden voor de netto beroepsinkomsten die zij niet heeft verkregen en die zij “redelijkerwijze” had kunnen verkrijgen indien het beroep niet via een eigen vennootschap werd beoefend. Deze eis tot vergoeding kan worden ingesteld door de mede-echtgenoot bij de ontbinding van het huwelijk en houdt niet de gehele waardevermeerdering van de aandelen in, maar slechts een compensatie voor de door de gemeenschap mislopen inkomsten.

De beroepsactieve echtgenoot kan zich tegen deze eis tot compensatie verweren door aan te tonen dat de uitkering van een hogere c.q. normale vergoeding niet wenselijk was om diverse redenen: de financiële toestand van de vennootschap als gevolg van bijvoorbeeld zware verliezen of grote investeringen,  slechte conjunctuur dan wel  wegens economische of concurrentiegebonden redenen, etc. De echtgenoot dient zijn verweer te staven met de nodige documenten. Indien het een complexe situatie aanbelangt, en partijen geen akkoord vinden, zal er een deskundige aangesteld worden.

Let wel: het uitoefenen van een beroep via een eigen vennootschap mag niet steeds als negatief worden ervaren ten aanzien van de gemeenschap. Zo zijn aan de tussenkomst van een vennootschap vaak eveneens voordelen verbonden voor de gemeenschap. Zo denken wij aan een (gezins)woning die werd aangekocht door de vennootschap en waarvoor het gezin geen huur hoeft te betalen of de aankoop van een wagen via de vennootschap. 

Toepassing in de tijd

Deze vergoedingsregel is van toepassing op alle echtgenoten die gehuwd zijn na 1 september 2018. Diegene die reeds gehuwd waren op 1 september 2018 kunnen deze vergoeding slechts eisen voor de “gederfde” inkomsten vanaf 1 september 2018. Vroegere “gederfde” inkomsten kunnen niet meer worden gerecupereerd op basis van het nieuwe artikel 1432, lid 2 BW.

[1] (artikel 1432, lid 2 BW)

Neem contact op met één van onze experten

Bert Lutin

Bert Lutin

Partner Tax & Legal Services

Contact