Overslaan en naar de inhoud gaan
#Tax & Legal #Business & International Tax #Vennootschapsbelasting

Vanaf 2023 minimaal 15% vennootschaps-
belasting wereldwijd?

donderdag 10/02/2022
Vanaf 2023 minimaal 15% vennootschapsbelasting wereldwijd

In juli 2021 hebben ca. 130 landen een akkoord bereikt over de grondige hertekening van de internationale fiscaliteit op wereldschaal vanaf 2023. Wat ligt er op de plank en wat betekent het voor u?

OESO BEPS Actieplan 

Sedert 2015 maakt de OESO werk van haar evolutieve Base Erosion Profit Shifting (BEPS) plan met 15 concrete actiepunten. Immers, mede dankzij e-commerce is het vooral voor multinationale ondernemingen relatief eenvoudig om aan ‘agressieve tax planning’ te doen. De OESO ziet met name een toenemende verschuiving van winstgevende activiteiten van een hoogbelast land naar een laagbelast land (Profit Shifting) en de afroming van winsten door kosten die worden betaald aan laagbelaste genieters (Base Erosion). Er is dus nood aan een nieuwe aanpak voor internationale fiscaliteit.  

Inclusive Framework verzekert internationaal draagvlak

Daarom kwam in 2020 een OESO werkgroep (Inclusive Framework) met 2 pijlers op de proppen: pillar 1 herziet de verdeling van heffingsrechten over ondernemingswinsten. Het is de bedoeling een residuele winst toe te kennen aan landen waar goederen of diensten worden verkocht, ook al heeft de verkopende multinational daar geen ‘fysieke aanwezigheid’. Pillar 2 garandeert dat de winsten van een multinational, ongeacht of het een sterk gedigitaliseerde onderneming is of niet, ‘ergens’ aan een minimale belasting zijn onderworpen. Dit zijn revolutionaire voorstellen en dus moet er een breed draagvlak zijn. Vandaar de term Inclusive Framework: deze OESO-werkgroep bestaat uit 130 landen die samen 90% van het wereldwijd BNP vertegenwoordigen.  

Pillar 1 : verdeel wereldwijde winst over landen met voldoende omzet

Pillar 1 viseert bedrijven met een wereldwijde omzet van meer dan 20 miljard EUR en een ratio winst-voor-belasting/omzet van meer dan 10%. Voortaan worden deze multinationals niet meer enkel in een land belast op voorwaarde dat ze daar een vaste inrichting hebben. Voortaan wil men de ‘restwinst’ van deze multinationals verdelen over verschillende landen waar zulke multinational winst genereert. Samengevat kan de ‘restwinst’ gedefinieerd worden als het verschil tussen de geconsolideerde winst van een onderneming en haar geconsolideerde winst uit ‘routine activiteiten’, i.e. de courante core business van de multinational. Hoe zal dit verlopen?

Eerst wordt uitgemaakt of een multinational voldoende nexus heeft met een bepaald land. Dat is het geval als die multinational meer dan 1.000.000 EUR omzet realiseert in een specifiek land. Als een land een BNP van minder dan 40 miljard EUR heeft, volstaat een omzet van 250.000 EUR als nexus. Daarna wordt de winst als volgt uitgesmeerd over de verschillende nexus – landen: conform de klassieke regels wordt de winst eerst toegewezen aan landen waar de groep fysieke aanwezigheid (i.e. vennootschappen of vaste inrichtingen) heeft en dit aan marktvoorwaarden. Vervolgens krijgen landen met voldoende nexus extra belastbare basis (“amount A”) gelijk aan (tot nader order) 20%-30% van de restwinst. Wanneer een multinational in een land bepaalde routine marketing- en distributieactiviteiten heeft, krijgt dat land eveneens een extra belastbare basis (“amount B”) waarvan het bedrag zal worden vastgesteld conform vereenvoudigde transfer pricing regels. Om dubbele belasting te vermijden, moeten de landen die initieel dit deel van de winst (boekhoudkundig) toebedeeld kregen een vrijstelling verlenen, dan wel de buitenlandse belasting over de restwinst verrekenen met hun lokale VennB. 

Pillar 2 : minimum 15% VennB over wereldwijde winst

Pillar 2 richt zijn pijlen dan weer op multinationals met een wereldwijde omzet van ten minste 750.000.000 EUR hebben. Welnu, deze giganten moeten een wereldwijde VennB betalen van – tot nader order – minstens 15%. Een multinational zal haar minimumbelasting moeten berekenen op basis van haar geconsolideerde jaarrekening, die een aantal fiscale correcties zal ondergaan. Het effectief VennB tarief zal per land berekend worden om te zien in welke landen de multinational ‘te laag’ belast wordt. Er wordt wel een substance carve-outcorrectie toegepast om landen met een lokale reële economische activiteit niet te bestraffen: de belastbare basis van dat land om de 15% VennB test te doen, wordt verminderd met minstens 5% van de lokale loonkosten en van de boekwaarde van materiële vaste activa. Hoe werkt dit?

De Income Inclusion Rule(IIR) is de hoofdregel: het land van de hoofdzetel van de multinational mag extra belastbare basis toevoegen als de multinational in een ander land (doorgaans een belastingparadijs, dan wel een land waar de multinational van een zeer gunstig fiscaal regime geniet) niet aan een effectieve VennB van 15% komt.  Wanneer de fiscus in het land van de hoofdzetel de IIR niet ten volle toepast, mogen de belastingadministraties in de andere landen waar de multinational actief is de Undertaxed Payments Rule(UTPR) toepassen en aldaar belastingaftrekken weigeren of bronheffingen loslaten om vooralsnog aan een minimale globale VennB van 15% te komen.  

Gaan wij dit voelen?

Zoals gezegd, viseren de voornoemde maatregelen vooral de ‘grotere multinationals’. Echter, er zal uiteraard ook een significante onrechtstreekse impact zijn en die zullen we allemaal voelen. Zo zullen vele landen, bvb. Ierland, hun lokaal VennB tarief optrekken tot minstens 15%. Het begrip ‘fiscale arbitrage’ zal naar de toekomst toe dus een andere invulling krijgen en de echte belastingparadijzen zijn er voortaan aan voor de moeite. Goed nieuws voor Belgische vennootschappen is dat bijgevolg de toepassingssfeer van de DBI – aftrek alleen maar zal toenemen en dit faciliteert internationale expansie. 

Anderzijds kan o.w.v. de innovatieaftrek de effectieve VennB voet in België onder 15% belanden en is er mogelijks een IIR correctie in het land van de hoofdzetel.  Daarnaast geven R&D activiteiten in België ook aanleiding tot cashflow zuurstof dank zij bvb. de Belspo bedrijfsvoorheffing tegemoetkoming op kwalificerende lonen.  De IIR correctie doet zich vermoedelijk ook pas in een later jaar voor en dus geniet de groep op VennB vlak ook van een positieve timing difference op cashflow vlak.  Kortom, deze regelgeving heeft niet per se een ontradend effect om aan R&D in België te doen! 
 

Neem contact op met één van onze experten

Kurt De Haen

Kurt De Haen

Partner Tax & Legal Services

Contact
Davina Van Den Bosch

Davina Van Den Bosch

Senior Manager Tax & legal services

Contact