Overslaan en naar de inhoud gaan
#Tax & Legal #Transfer Pricing #Btw-advies

Hoe beheert u de complexe relatie tussen transfer pricing en btw?

21/10/2025 | Leestijd: 4 minuten
Female Companion
Anne Georges
Partner Tax & Legal Services
Contact

Het bepalen van de btw-behandeling op intragroepsdiensten is een delicate oefening die de nodige voorzichtigheid vereist. Volgens het algemene principe moet een aanpassing van de transferprijzen die rechtstreeks het prijsniveau van een transactie corrigeert, dezelfde btw-behandeling volgen als die oorspronkelijke transactie. Minder evident is echter hoe de btw moet worden toegepast wanneer de aanpassingen gebaseerd zijn op winstgerichte methoden, zoals de Transactional Net Margin Method (TNMM) of winstverdelingsmethoden. In dergelijke gevallen stemt de betaling niet altijd overeen met duidelijk identificeerbare diensten.

​Het recente arrest Arcomet Towercranes (HvJ-EU, 1e kamer, 4 september 2025, C-726/23, Arcomet Towercranes) werpt nieuw licht op deze complexe problematiek.

De feiten

Arcomet is een internationale groep die actief is in de verhuur van torenkranen. De Belgische moedervennootschap, Arcomet België, leverde commerciële, strategische en managementdiensten aan haar Roemeense dochteronderneming, Arcomet Roemenië. De Belgische entiteit droeg bovendien de belangrijkste economische risico’s die verband hielden met de activiteiten van Arcomet Roemenië.

In een contract werd bepaald dat de vergoeding voor de verrichte activiteiten in onderling overleg zou worden vastgesteld, op basis van de TNMM zoals aanbevolen door de OESO. Op het einde van elk boekjaar factureerde Arcomet België aan Arcomet Roemenië de vergoeding waarop zij recht had. Daarnaast werd een jaarlijkse correctiefactuur voorzien:

    1. door Arcomet België, indien de operationele marge van Arcomet Roemenië hoger was dan 2,74%, of
    2. door Arcomet Roemenië, indien deze marge lager was dan –0,71%.

Wanneer de marge zich tussen –0,71% en 2,74% bevond, was geen vergoeding verschuldigd.

Voor de jaren 2011 tot 2013 heeft Arcomet België facturen uitgereikt zonder btw. In Roemenië werd dit inconsistent behandeld: sommige facturen werden onderworpen aan de verleggingsregeling, andere werden beschouwd als buiten het toepassingsgebied van de btw. De Roemeense belastingautoriteiten weigerden de aftrek van voorbelasting, omdat er volgens hen geen bewijs was van daadwerkelijk geleverde diensten. De zaak kwam uiteindelijk voor het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU), dat twee vragen diende te beantwoorden.

De vragen aan het Hof

    1. Vormen de transfer pricing-aanpassingen die door de dochter aan de moeder worden betaald, als gevolg van overschotten in de marge, de tegenprestatie voor intragroepsdiensten en vallen ze dus onder de btw?
    2. Indien dat zo is, mogen de belastingautoriteiten naast de factuur ook bijkomende documenten eisen om aan te tonen dat de aangekochte diensten werden gebruikt voor de belaste activiteiten van de belastingplichtige? Of volstaat het directe verband tussen de aankoop en de prestatie of de algemene economische activiteit?

De visie van het Hof van Justitie

Volgens het Hof moet de vergoeding voor intragroepsdiensten die door een moedermaatschappij aan haar dochter worden geleverd, en die contractueel is vastgelegd en berekend volgens de TNMM, worden beschouwd als de tegenprestatie voor een dienst verricht onder bezwarende titel. Deze vergoeding valt dus onder het toepassingsgebied van de btw. Financiële tegenprestaties die worden berekend volgens een door de OESO aanbevolen methode en gekoppeld zijn aan een overschrijding van een bepaalde operationele marge (in dit geval 2,74%) zijn dus btw-plichtig.

Het Hof baseerde zijn oordeel op verschillende contractuele en economische elementen:

    1. de wederzijdse verplichtingen tussen de partijen
    2. de invloed van de door de moedermaatschappij geleverde diensten op de winstgevendheid van de dochter
    3. het bestaan van identificeerbare diensten
    4. de toepassing van een door de OESO erkende berekeningsmethode

Dat de vergoeding onzeker, variabel of afhankelijk is van bepaalde voorwaarden, verhindert volgens het Hof niet dat ze onderworpen kan zijn aan btw, op voorwaarde dat de berekeningsmethode contractueel vastgelegd en objectief verifieerbaar is.

Wat het recht op aftrek betreft, ligt de bewijslast bij de belastingplichtige die dit recht wil uitoefenen. De administratie mag bijkomende bewijsstukken vragen – naast de factuur – om aan te tonen dat de diensten effectief werden gebruikt voor belaste handelingen, zolang die vraag proportioneel is en noodzakelijk voor het onderzoek.

Aanbevelingen voor ondernemingen

Zoals te verwachten, beperkte het Hof zich tot de gestelde vragen en gaf het geen algemene analyse over de btw-behandeling van transfer pricing-aanpassingen. Toch benadrukt dit arrest opnieuw het belang van een grondige evaluatie van de transfer pricing-beleid in het licht van de btw-regelgeving.

Het is cruciaal om te werken met duidelijke contracten en een transparante vergoedingsmethode die toelaat de geleverde diensten en het juiste btw-regime te identificeren. Bovendien is het bij een belastingcontrole essentieel om alle relevante bewijsstukken te bewaren die de gehanteerde btw-behandeling staven. Zo kunnen discussies met de fiscus en mogelijke boetes worden vermeden.

Voor meer informatie kunt u terecht bij het btw-team van Moore.

Neem contact op met één van onze experten

#Tax & Legal #Transfer Pricing #Btw-advies