Overslaan en naar de inhoud gaan
#Tax & Legal #Business & International Tax #Europa

Ficheverplichting 281.50 wordt beperkt (onder EU-impuls!)

woensdag 08/06/2022
Ficheverplichting 281.50 wordt beperkt (onder EU-impuls!)

In België zijn ten laste genomen beroepsinkomsten maar fiscaal aftrekbaar voor de Belgische schuldenaar wanneer deze tijdig een bepaalde formaliteit nakomt: deze kosten moeten worden gerapporteerd op een specifieke fiche die tijdig en correct bij de Belgische fiscus wordt ingediend.

Inderdaad: fiches 281.50 moeten in principe worden ingediend vóór 30 juni van het kalenderjaar volgend op dat waarin de commissies of erelonen zijn betaald. Bv. commissies betaald in kalenderjaar 2021 moeten worden vermeld op een fiche 281.50 die uiterlijk op 29 juni 2022 moet worden ingediend.

Deze rapporteringsplicht geldt voor klassieke lonen van ‘werknemers’ (fiche 281.10) en ‘bestuurders’ (fiche 281.20), maar dus ook voor ‘erelonen in het algemeen’ (fiche 281.50). Uit de praktijk blijkt dat de notie ‘ereloon’ een zeer ruim te interpreteren begrip is. Dat geeft niet alleen aanleiding tot soms subjectieve discussies met de fiscus aangaande wat wel of niet te rapporteren is, maar verzwaart uiteraard ook zonder meer de administratieve last van de ficherapportering. Samengevat ziet deze ficherapportering toe op de betaling van commissies, erelonen, voordelen van alle aard, verstrekte kortingen via een afzonderlijke creditnota, enz.

Er is echter geen ficherapporteringsverplichting indien de genieter van zulke betalingen onderworpen is aan de Belgische boekhoudwet én een btw-conforme factuur uitreikt. Dit wil zeggen dat betalingen aan buitenlandse dienstverrichters steeds op fiche 281.50 moeten worden gerapporteerd, aangezien buitenlandse ondernemingen niet onderworpen zijn aan de Belgische boekhoudwetgeving (zelfs als zij een btw-conforme factuur uitreiken).

Europa is het oneens met Belgische praktijk!

Echter, op 24 februari 2022 heeft het Europees Hof van Justitie geoordeeld dat de Belgische wetgeving (en praktijk) op het stuk van fiches 281.50 strijdig is met de Europese regels inzake het vrij verkeer van diensten. Het Hof Van Justitie oordeelde namelijk dat betalingen aan buitenlandse dienstverrichters die een factuur uitreiken strenger behandeld worden dan betalingen aan Belgische dienstverrichters, aangezien enkel voor laatstgenoemden geen ficheverplichting geldt. Kortom, dit komt neer op een verboden discriminatie naar de mening van de Europese rechter. Auw!

Wijzigingen voor betalingen gedaan vanaf 2021

De Belgische wetgever zag de bui blijkbaar hangen en heeft de beslissing van het Europees Hof van Justitie niet afgewacht. Inderdaad, reeds op 21 januari 2022 paste België zijn belastingwetgeving inzake de fiche rapporteringsverplichting 281.50 aan. Zo wordt de ficheverplichting beperkt voor betalingen verricht vanaf 1 januari 2021.

Het goede nieuws is dat er geen fiches meer moeten ingediend worden voor betalingen wegens diensten of leveringen verstrekt door dienstverrichters/leveranciers die gevestigd zijn in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (d.i. de EU, Noorwegen, Liechtenstein en IJsland) indien er een factuur of ander document, bv. creditnota, wordt opgesteld. De ficheverplichting blijft dus wel bestaan voor niet-EER dienstverrichters, dus voortaan ook UK.

Bovendien zal er een (niet-indexeerbaar) plafond worden ingevoerd van max. 1.000 EUR waarbij geen fiche 281.50 moet worden ingediend voor betalingen onder deze drempel, en dit ongeacht waar de genieter gevestigd is. Voornoemde drempel zal gelden per kalenderjaar en per dienstverrichter. Bij KB van 10 april 2022 is de drempel tot nader order op 250 EUR afgeklokt met ingang van 6 mei 2022. Deze nu bij wet vastgeprikte drempel vervangt dus de eerdere bij wijze van ‘administratieve tolerantie’ toegepaste drempel van 125 EUR.

Sanctie bij laattijdige of onvolledige fiche rapportering

Het is de bedoeling dat deze welgekomen beperking van de ficheverplichting het administratief proces verlicht. Dit mag uiteraard niet aanzetten tot een vorm van ‘administratieve nonchalance’, want de sanctie in geval van onzorgvuldige naleving van deze administratieve regelgeving is niet mals.

Inderdaad: indien deze kosten niet correct of laattijdig gerapporteerd worden, riskeert de Belgische vennootschap of vaste inrichting die schuldenaar is van kwalificerende beroepsinkomsten de afzonderlijke aanslag van geheime commissielonen. De aanslag geheime commissielonen is met name een afzonderlijk vlak VennB. tarief gelijk aan 50% (indien de genieter een vennootschap is) of 100% (indien de genieter een natuurlijk persoon is) van de niet-gerapporteerde kosten.

In 2 situaties kan de vennootschap vooralsnog ontkomen aan de effectieve toepassing van zulke aanslag geheime commissielonen:

  • De vennootschap toont aan dat de genieter het inkomen heeft aangegeven op een Belgische of buitenlandse aangifte in de inkomstenbelasting, of;
  • De genieter van het beroepsinkomen wordt binnen de 2,5 jaar alsnog geïdentificeerd, en dit te tellen vanaf 1 januari van het aanslagjaar.

Opgelet: deze aanslag geheime commissielonen kan niet worden afgezet tegen (overgedragen) fiscale verliezen of andere tax assets, wat betekent dat de belasting van 50% of 100% steeds een effectieve uitstroom van cash is. Bovendien is de aanslag geheime commissielonen niet langer fiscaal aftrekbaar. Indien de geheime commissielonenaanslag wordt toegepast, worden – m.u.v. van verdoken meerwinsten - de niet-gerapporteerde kosten wel als aftrekbare beroepskosten behandeld voor de vennootschap indien deze aantoont dat de algemene aftrekbaarheidsvoorwaarden van kosten zoals neergelegd in artikel 49 WIB’92 zijn voldaan. Het spreekt voor zich dat u dit soort discussies met de fiscus best vermijdt bij controle en de (inmiddels en gelukkig versoepelde) ficherapporteringsplicht correct en tijdig naleeft.

Neem contact op met één van onze experten

Kurt De Haen

Kurt De Haen

Partner Tax & Legal Services

Contact
Davina Van Den Bosch

Davina Van Den Bosch

Senior Manager Tax & legal services

Contact