Overslaan en naar de inhoud gaan
#Dividenden #Tax & Legal #Business & International Tax #Interest #Personenbelasting

Dividenden of interesten opnemen in aangifte personenbelasting

donderdag 06/02/2020
Dividenden of interesten opnemen in aangifte personenbelasting

In de meeste gevallen is de roerende voorheffing bevrijdend of liberatoir. Ontvangen interesten en dividenden moeten veelal niet in de aangifte opgenomen worden indien daar voldoende roerende voorheffing op werd ingehouden.

Niettemin kan het toch interessant zijn om (een deel van) de ontvangen interesten en dividenden aan te geven. Zeker nu de roerende voorheffing op heel wat beleggingsproducten de laatste jaren is gestegen tot 30%. Op die manier kan u aanspraak maken op een belastingvrijstelling voor ontvangen dividenden en in bepaalde gevallen een deel of het geheel van de roerende voorheffing recupereren.

Tarief roerende voorheffing: algemeen verhoogd naar 30%

Dat de roerende voorheffing op interesten en dividenden de laatste jaren geleidelijk aan werd opgetrokken, hoeven we u niet meer te vertellen. Voortaan bedraagt het tarief inzake roerende voorheffing op de meeste dividenden en interesten 30%. Er wordt nog in een aantal uitzonderingen voorzien [1], maar die worden steeds zeldzamer…

Indien op deze inkomsten de verschuldigde Belgische voorheffing aan de bron wordt ingehouden, dient u deze nietmeerop te nemen in uw aangifte personenbelasting.

Opname in uw aangifte toch interessant onder bepaalde omstandigheden

Niettegenstaande de roerende voorheffing bevrijdend is, kan het toch interessant zijn om de ontvangen interesten en/of dividenden op te nemen in uw aangifte.

Maar waarom zou u dat in godsnaam doen? De roerende voorheffing die aan de bron wordt ingehouden is immers bevrijdend ….

Belastingvrijstelling

Vanaf aanslagjaar 2019 kunnen belastingplichtigen aanspraak maken op een belastingvrijstelling voor ontvangen dividenden. Deze vrijstelling is beperkt tot maximum € 812 voor aanslagjaar 2021. Aangezien het maximumtarief van de roerende voorheffing 30% is, kan u maximum € 243,60 recupereren (812 * 30%). U kiest dus best voor de vrijstelling van de dividenden waarop het hoogste tarief van de roerende voorheffing toegepast is

Teruggave ingehouden roerende voorheffing

Bovenop de hiervoor aangehaalde vrijstelling is het onder bepaalde omstandigheden mogelijk de ingehouden roerende voorheffing volledig of gedeeltelijk te recupereren. Dat is vooral het geval indien u inkomsten geniet die lager zijn dan de zogenaamde belastingvrije som. In dat geval krijgt u de reeds ingehouden voorheffingen geheel of gedeeltelijk terug, ook de reeds ingehouden roerende voorheffing op ontvangen interesten en dividenden.

Hoeveel die belastingvrije som bedraagt, hangt af van uw inkomen en/of uw gezinssituatie zoals hieronder blijkt (zonder dat onderstaand overzicht volledig is): [2]

Basisbedrag belastingvrije som: € 8.990

Toeslagen voor kinderen ten laste:

  • 1 kind: € 1.630
  • 2 kinderen: € 4.210
  • 3 kinderen: € 9.430
  • 4 kinderen: € 15.250

Toeslag alleenstaande belastingplichtige met kinderen ten laste of in co-ouderschap: 1.630.

Een niet-samenwonende alleenstaande ouder met een maximaal belastbaar inkomen van € 20.090 en een minimaal netto-beroepsinkomen van €3.380 geniet een bijkomende toeslag van maximaal € 1.060.

Een alleenstaande met 2 kinderen ten laste heeft dus recht op een belastingvrije som van 15.890 € (8.990 + 4.210 + 1.630 + 1.060) indien hij een belastbaar inkomen heeft van minder dan 20.090 €.

Stel dat bovenstaande persoon in 2020 slechts een nettoberoepsinkomen geniet van € 5.000 €. In dat geval is het interessant dat hij of zij tot een maximaal bedrag van € 7.623 € (15.890 € - 5.000 € = € 10.890 min 30% RV) aan ontvangen netto interesten en/of dividenden opneemt in de aangifte personenbelasting. De ingehouden roerende voorheffing ten bedrage van € 3.267 (€ 10.890 x 30%) kan in dat geval volledig worden gerecupereerd.

Interessant is dat u zelf vrij kan kiezen hoeveel interesten en dividenden u opneemt in de aangifte. In de praktijk simuleert u best het optimale bedrag via de berekeningstool die de fiscus aanbiedt op haar website Tax-on-Web.

Welke belastingplichtigen komen vooral in aanmerking voor deze optimalisatiemogelijkheid? We denken voornamelijk aan:

  • Meerderjarige studenten, alhoewel die in de praktijk wellicht nauwelijks dividenden of interesten zullen ontvangen
  • Bedrijfsleiders die om de één of andere reden nauwelijks of geen loon uit hun vennootschap hebben opgenomen of belangrijke fiscale aftrekken hebben
  • Zelfstandigen met een eenmanszaak wiens belastbaar resultaat uit hun bedrijfsactiviteit minder bedraagt dan de belastingvrije som waarop ze recht hebben omwille van bijvoorbeeld belangrijke afschrijvingen of aftrek van vorderingen op failliete klanten [3]
  • Gepensioneerden met een (zeer) laag pensioen

De spontane aangifte van ontvangen interesten en dividenden kan in bepaalde omstandigheden dus uw rendement op uw beleggingen verhogen. 

Geen aanvullende gemeentebelasting meer

Sinds aanslagjaar 2013 is de aanvullende gemeentebelasting op aangegeven interesten en dividenden afgeschaft [4].

Opname in aangifte of niet?

Door de afschaffing van de aanvullende gemeentebelasting ondervindt u in de meeste gevallen geen nadeel van de al of niet opname van ontvangen dividenden en interesten in uw aangifte.

In sommige gevallen is er een nadeel indien de opname van de ontvangen interesten en dividenden er bijvoorbeeld toe leidt dat het belastingkrediet voor lage activiteitsinkomsten vermindert of het tarief van kinderopvang stijgt.

In deze gevallen dient er een afweging gemaakt te worden tussen de voordelen (belastingvrijstelling en/of recuperatie) en de nadelen.

In dit verband kan opgemerkt worden dat door de aangifte van ontvangen interesten en dividenden de fiscus een uitgebreider zicht krijgt op uw totale inkomen. Dit kan ertoe leiden dat de fiscus minder in de verleiding komt om vervelende vragen te stellen over hoe u in een bepaald jaar gedane (grote) uitgaven heeft gefinancierd met zo weinig aangegeven (beroeps)inkomsten. Aan de andere kant is het niet uitgesloten dat de fiscus vragen stelt over de herkomst van de gelden.

 [1] 15% voor de zogenaamde Leterme-Staatsbons, 15% op dividenden van residentiële vastgoedbevaks in zoverre zij investeren in onroerende goederen waarvan minstens 60% in de EER is gelegen en uitsluitend of hoofdzakelijk voor aan gezondheidszorg aangepaste woonzorgeenheden aangewend of bestemd is, (trapsgewijze) verlaagde voorheffing op nieuw uitgegeven aandelen in geld vanaf juli 2013 (VVPR-bis), 10% op de liquidatiereserves.

[2] Bedragen voor inkomstenjaar 2020 – aanslagjaar 2021

[3] We veronderstellen dat ze geen belastbare onroerende inkomsten of diverse inkomsten genieten

[4] Artikel 466 2de lid WIB’92