Twee Gentse arresten openen de deur voor fiscale aftrek van rente op schuldgefinancierde dividenduitkeringen en kapitaalverminderingen
De fiscale aftrekbaarheid van rente op leningen die specifiek dienen om vermogen uit te keren aan aandeelhouders, was jarenlang een struikelblok. De fiscus hield halsstarrig vast aan de stelling dat zulke uitgaven louter privébelangen dienden en dus niet voldeden aan de voorwaarden van artikel 49 WIB 92. Twee recente arresten van het Hof van Beroep in Gent doorbreken nu voor het eerst dit patroon. Zij erkennen dat zulke interestlasten wél fiscaal aftrekbaar kunnen zijn, mits aan duidelijke voorwaarden is voldaan. Een mogelijke doorbraak in het Belgische fiscale recht?
Achtergrond: renteaftrek en artikel 49 WIB 92
Een van de basisvoorwaarden van artikel 49 WIB 92 om kosten fiscaal aftrekbaar te maken, is dat ze gedaan moeten zijn om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden – de zogenaamde finaliteitsvoorwaarde. Precies daar wrong in het verleden het schoentje. De fiscus redeneerde dat een dividenduitkering of kapitaalvermindering nooit tot doel kan hebben belastbare inkomsten te behouden of te verwerven.
In die visie is de intentie van de lening louter het financieren van een uitkering aan aandeelhouders, wat volgens de fiscus enkel hun privébelangen dient. Gevolg: de renteaftrek werd in het verleden systematisch geweigerd. Rechtbanken volgden vaak dit standpunt, waardoor de belastingplichtige aan het kortste eind trok. Tot nu. Twee recente arresten van het Hof van Beroep in Gent hebben deze benadering doorbroken en voor het eerst renteaftrek wél aanvaard in het kader van schuldgefinancierde uitkeringen aan aandeelhouders.
Het arrest van 10 december 2024: een kantelpunt
In deze zaak ging een Belgische holding een lening aan bij een groepsvennootschap om een kapitaalvermindering en een tussentijds dividend te financieren. De holding beschikte zelf niet over voldoende liquiditeiten om deze uitkeringen te doen. De fiscus weigerde de aftrek van de interestlast, en in eerste aanleg volgde de rechtbank die redenering.
Het Hof van Beroep in Gent oordeelde echter anders: niet de aard van de uitkering, maar de interestlast zelf moet worden getoetst aan artikel 49 WIB 92. De belastingplichtige toonde aan dat: i) zij enkel deelnemingen en vorderingen op de balans had, ii) deze activa belastbare inkomsten opleverden, en iii) er onvoldoende liquiditeiten waren om de uitkeringen zonder lening te doen. Door de lening hoefden geen inkomsten-genererende activa te worden verkocht, wat betekende dat belastbare inkomsten behouden bleven. Dat volstond om te voldoen aan de finaliteitsvoorwaarde.
Het arrest van 18 februari 2025: bevestiging en verdere uitdieping
In een vergelijkbare zaak beschikte een vennootschap over beperkte liquiditeiten en een interestdragende vordering. Zij ging een lening aan om een kapitaalvermindering te financieren. Het Hof bevestigde dat, wanneer een vennootschap onvoldoende liquiditeiten heeft en kan aantonen dat de lening dient om een interestdragende vordering te behouden, de interestlast fiscaal aftrekbaar is.
Belangrijk was dat deze vordering recurrent rente-inkomsten opleverde. Het Hof erkende expliciet dat het behoud van zulke inkomsten-genererende activa voldoende rechtvaardiging biedt voor de aftrek van de financieringsrente.
Erkenning van de asset stripping-theorie
Een opvallend element in beide arresten is de erkenning van de zogenaamde asset stripping-theorie. Deze stelt dat voor renteaftrek onder artikel 49 WIB 92 volstaat dat wordt aangetoond dat een lening voorkomt dat inkomsten-genererende activa moeten worden verkocht om een kapitaalvermindering of dividenduitkering te financieren. Tot nu toe werd deze benadering enkel door de rulingcommissie aanvaard.
Cruciaal blijft dat de belastingplichtige concreet kan aantonen welke specifieke activa behouden blijven én dat deze effectief recurrente inkomsten opleveren.
Het standpunt van de fiscus
Kort na de arresten verscheen in de rechtsleer een artikel van een controleur (in persoonlijke naam), die stelde dat financieringskosten voor vrijwillige dividenduitkeringen of kapitaalverminderingen bijna nooit fiscaal aftrekbaar zijn. Volgens hem negeert de asset stripping-theorie het feit dat de finaliteit van de lening ligt in de gefinancierde uitgave zelf, en niet in het voordeel van de financieringswijze, zoals het behouden van inkomsten-genererende activa.
Gevolgen en vooruitzichten
Deze arresten betekenen een belangrijke verschuiving in het Belgisch fiscaal recht en geven belastingplichtigen nieuwe juridische argumenten om renteaftrek te verdedigen. Of dit een definitieve trendbreuk wordt, zal mede afhangen van eventuele cassatieprocedures, waarover op het moment van schrijven nog geen uitspraak is.
De reactie van de fiscus toont dat het geen vrijgeleide is: niet elke interest op een schuldgefinancierde uitkering zal automatisch aftrekbaar zijn. Omdat het artikel in persoonlijke naam werd geschreven, is het onduidelijk of dit het officiële standpunt van de fiscus weerspiegelt. Toch blijft voorzichtigheid geboden bij het inroepen van deze nieuwe piste.

