Expliciete vermelding van de uitvoerder voor btw-doeleinden in vak 44 van de uitvoeraangifte
Het UCC heeft de definitie van ‘uitvoerder’ (exporteur) aangepast. Thans is vereist dat men in de Europese Unie gevestigd is én dat men de bevoegdheid heeft om te beslissen dat de goederen naar een bestemming buiten het douanegebied worden gebracht [2]. De uitvoerder is in de regel dus de persoon die rechtstreeks betrokken is bij het vervoer van de goederen buiten de EU. Het is dan ook deze persoon die vermeld moet worden in vak 2 van de uitvoeraangifte.
We lieten eerder verstaan dat deze gewijzigde definitie van ‘uitvoerder’ mogelijks in de toekomst een probleem kon vormen voor het administratieve standpunt omtrent de btw- vrijstelling wegens uitvoer van goederen. De btw-administratie vereist als bewijs voor deze btw-vrijstelling immers dat de leverancier als uitvoerder vermeld wordt op het douanedocument [3].
Wanneer bijvoorbeeld een in België gevestigde leverancier goederen verkoopt aan een Duitse belastingplichtige onder de incoterm ‘ex works’, waarbij de goederen door de Duitse koper worden opgehaald en uitgevoerd naar Amerika, zou volgens dit restrictieve administratieve standpunt vanaf 1 mei 2016 het bewijs van de uitvoer aan de hand van het uitvoerdocument niet meer kunnen worden geleverd voor de toepassing van de btw-vrijstelling. In dergelijke situatie is het immers niet de leverancier die de bevoegdheid heeft om te beslissen dat de goederen naar een bestemming buiten het douanegebied worden gebracht, maar wel de koper die de goederen zelf komt ophalen in België. De leverancier zou met andere woorden niet vermeld worden als uitvoerder in vak 2 van de uitvoeraangifte, zodat aan de administratieve voorwaarde om te kunnen genieten van de btw-vrijstelling bij uitvoer van goederen niet wordt voldaan.
Ook personen die gevestigd zijn buiten het douanegebied van de Unie, zouden niet langer aan deze administratieve btw-voorwaarde kunnen voldoen. Zij kunnen immers niet langer de hoedanigheid van uitvoerder inzake douane krijgen en moeten de hulp inroepen van een indirecte vertegenwoordiger wiens gegevens dan vermeld moeten worden in vak 2 van de uitvoeraangifte [4].
De btw-administratie werd zich bewust van deze discrepanties en heeft naar aanleiding hiervan beslissing nr. E.T.129.169 genomen op 20 mei 2016. Volgens deze btw-beslissing moet de uitvoerder inzake btw altijd vermeld worden in vak 44 van de uitvoeraangifte. De btw-administratie benadrukt dat inzake btw, de uitvoerder de persoon is die goederen levert met vrijstelling van btw wegens uitvoer en dat de verkoper schuldenaar is van de btw op de levering die hij verricht. Het is met andere woorden de naam en het btw-identificatienummer van de leverancier welke vermeld moeten worden in vak 44 van de uitvoeraangifte. Zelfs wanneer deze gegevens reeds opgenomen zouden zijn in vak 2 van de uitvoeraangifte – omdat de leverancier ook de uitvoerder is inzake douane – moeten deze toch ook voorkomen in vak 44. Op deze manier wil de btw-administratie het belang van de uitvoeraangifte als bewijsmiddel voor de toepassing van de btw-vrijstelling wegens uitvoer blijven garanderen.
De btw-beslissing preciseert dat wat betreft de vermelding van het btw-identificatienummer in vak 44 van de uitvoeraangifte, het dus gaat om:
- het individueel BE-nummer van de in België of daarbuiten gevestigde leverancier;
- het globaal BE-nummer met beginkenmerk BE 0796.6 van de vertegenwoordigde niet in België gevestigde leverancier wanneer deze niet beschikt over een individueel BE-nummer;
- het btw-nummer van de niet in België gevestigde leverancier, toegekend door een andere lidstaat dan België, wanneer deze leverancier er niet toe gehouden is zich in België voor btw-doeleinden te identificeren.
Als de leverancier buiten de EU is gevestigd en in geen enkele lidstaat voor btw-doeleinden is geïdentificeerd, moet er uiteraard geen btw-nummer vermeld worden.
Desondanks de btw-beslissing dateert van 20 mei 2016, zou deze maatregel toch al ingegaan zijn op 1 mei 2016.
Behandeling onder douanetoezicht: btw-gevolgen van de incorporatie van deze douaneregeling in de bijzondere regeling actieve veredeling
Volgens de regeling ‘behandeling onder douanetoezicht’, (verder ‘BOD’), moest de invoer-btw onmiddellijk betaald worden bij plaatsing van de goederen onder deze douaneregeling [5]. Voor btw-doeleinden was dit immers geen opschortende regeling gezien de goederen vanaf het begin bestemd waren voor de Europese markt (de regeling werkte enkel opschortend voor de invoerrechten).
Aangezien deze douaneregeling met de komst van het UCC geïncorporeerd is geworden in de bijzondere regeling ‘actieve veredeling’ (verder AV) waarbij zowel invoerrechten als invoer-btw zijn geschorst, benadrukt de btw-administratie in dezelfde beslissing dat de regeling BOD ook inzake btw onder de regeling AV valt en bijgevolg een opschortende regeling wordt. Er moet bij de invoer van deze goederen geen btw meer betaald worden. Deze invoer-btw zal daarentegen pas verschuldigd worden op het ogenblik dat de douaneregeling aangezuiverd wordt door het in vrij verkeer brengen van de goederen.
De vergunningen BOD worden vanaf 1 mei 2016 automatisch beschouwd als vergunningen AV. De douane zal zelf de nodige acties ondernemen in de toekomst.
Het nieuwe begrip ‘douanevertegenwoordiger’
Wanneer goederen in- of uitgevoerd worden, dient een douaneaangifte opgemaakt te worden. De in- of uitvoerder kan beslissen hiervoor beroep te doen op een derde. Deze derde zal steeds handelen voor rekening van zijn opdrachtgever, dit ofwel in eigen naam (indirecte vertegenwoordiging) ofwel in naam van zijn opdrachtgever (directe vertegenwoordiging).
Lange tijd werd binnen het Belgische douanelandschap enkel het systeem van indirecte vertegenwoordiging erkend. Met de wet van 12 mei 2014 werd, onder druk van de Europese douanewetgeving die eveneens voorzag in deze mogelijkheid van directe vertegenwoordiging, de Algemene Wet inzake douane en accijnzen (verder AWDA) echter op dit punt aangepast. Met deze wet werd ook de ‘douane-expediteur’ vervangen door ‘de douanevertegenwoordiger'. De douanevertegenwoordiger wordt in het AWDA omschreven als elke natuurlijke of rechtspersoon die beroepsmatig, in zijn naam of op naam van een opdrachtgever, maar voor rekening van een opdrachtgever, de douaneformaliteiten bij in-, uit- of douanevervoer vervult en die door de administratie erkend is als geautoriseerde marktdeelnemer volgens de Europese wetgeving of het bewijs levert van voldoende kennis van de douane-en accijnsreglementering [6].
In België mag enkel een douanevertegenwoordiger bij invoer, uitvoer of douanevervoer een derde persoon bij de administratie vertegenwoordigen. Bovendien moet hij ingeschreven zijn in een stamregister van de douanevertegenwoordigers.
Omtrent de douanevertegenwoordiger en de directe en indirecte vertegenwoordiging werden in maart enkele uitvoeringsbesluiten genomen welke op 1 mei 2016 in werking zijn getreden. Hierin worden onder meer de voorwaarden bepaald waaraan douanevertegenwoordigers moeten voldoen om ingeschreven te worden in het stamregister van douanevertegenwoordigers, welke modaliteiten hierbij vervuld moeten worden (schriftelijke aanvraag, getuigschrift van voldoende kennis van de douane- en accijnsreglementering of bewijs van erkenning als geautoriseerd marktdeelnemer, bewijs van beroepsmatigheid, …)[7] , voor welke douaneregelingen directe en indirecte vertegenwoordiging kan worden toegepast en volgens welke modaliteiten.
Blijkens de Nieuwsbrief Douane zou een douane-expediteur die echter op 30 april 2016 ingeschreven was in het stamregister van de douane-expediteurs, op 1 mei 2016 van ambtswege ingeschreven worden in het stamregister van douanevertegenwoordigers en dit voor een periode van drie jaar. Het zou dan de bedoeling zijn dat deze douanevertegenwoordiger binnen deze driejarige periode het bewijs verstrekt dat hij voldoet aan de vereiste voorwaarden om ingeschreven te worden in het stamregister, zoniet wordt hij ambtshalve uit het register geschrapt [8].
[1] De Union Customs Code of UCC.
[2] Artikel 1 (19) van de Gedelegeerde Verordening nr. 2015/2446.
[3] Merk op dat deze formele voorwaarde enkel terug te vinden is in de administratieve circulaire E.T.97.794 dd. 1 maart 2001, randnr. 76. Noch in het BTW- wetboek, noch in de Europese wetgeving, noch in het K.B. nr. 18 is daarentegen deze administratieve voorwaarde verwoord. Hierover ondervraagd, liet de minister van Financiën in 2009 reeds verstaan dat het feit dat de aangifte ten uitvoer niet op naam van de verkoper staat, maar op naam van de medecontractant omdat daartoe redenen bestaan (bv. omdat die medecontractant gevestigd is in een andere lidstaat) nooit tot gevolg kan hebben dat de btw-vrijstelling van artikel 39, §1, 2° W. BTW (uitvoer door of voor rekening van een niet in België gevestigde koper) vervalt.
[4] Er wordt niettemin voorzien in een overgangsregeling tijdens dewelke de gegevens van de niet in de EU gevestigde uitvoerder nog wel vermeld mogen worden in vak 2 van de uitvoeraangifte.
[5] Onder deze douaneregeling was het mogelijk om grondstoffen/producten in te voeren onder schorsing van invoerrechten en deze vervolgens een behandeling te laten ondergaan waarna een afgewerkt product tot stand kwam dat in het vrije verkeer werd gebracht. Er werden dan slechts invoerrechten betaald op deze afgewerkte producten op het ogenblik dat ze in het vrije verkeer werden gebracht. Deze regeling was bijvoorbeeld gewenst wanneer de invoerrechten op de afgewerkte producten lager waren dan de invoerrechten op de grondstoffen. Gezien de goederen vanaf het begin bestemd waren voor de Europese markt, gold de opschorting echter niet voor de invoer-btw.
[6] Artikel 127 AWDA
[7] Koninklijk Besluit van 13 maart 2016 tot vaststelling van de douaneregelingen en de modaliteiten waaronder de directe en indirecte vertegenwoordiging kunnen worden toegepast, B.S. 6 april 2016; Koninklijk Besluit van 13 maart 2016 tot vaststelling van de voorwaarden voor het bijhouden van het stamregister van de douanevertegenwoordigers, van het bewijs van voldoende kennis van de douane-, btw en accijnsreglementering en van de beroepsmatigheid van de uitoefening van de douanevertegenwoordiging, B.S. 6 april 2016.
[8] Zie K. MEES, "Nieuwe regels voor douanevertegenwoordiger en zijn inschrijving in het stamregister", Nieuwsbrief Douane, 2016, nr. 9, 3-5.