Het arrest heeft belangrijke gevolgen op enerzijds het toepassingsgebied van de esthetische behandelingen die aan btw zijn onderworpen en anderzijds de toepassing van de btw vrijstelling voor paramedische beroepen.
1. Esthetische chirurgie
Sinds 1 januari 2016 zijn de ingrepen met een esthetisch karakter (zonder therapeutisch doel) die worden uitgevoerd door artsen en ziekenhuizen uitgesloten van de btw- vrijstelling voor medische handelingen.
Het Grondwettelijk Hof heeft deze regeling nu op verschillende punten vernietigd:
- Het onderscheid dat wordt gemaakt tussen esthetische ingrepen die worden verricht door artsen en ‘niet- artsen’ (verpleegkundigen, tandartsen, vroedvrouwen, …). In de wet worden nl. enkel de esthetische ingrepen verricht door artsen uitgesloten van de btw- vrijstelling. Door de vernietiging worden ook de esthetische prestaties verricht door ‘niet- artsen’ onderworpen aan 21% btw.
- Het onderscheid dat wordt gemaakt tussen esthetische behandelingen opgenomen in de RIZIV-nomenclatuur (vrijgesteld) en deze niet opgenomen in de RIZIV-nomenclatuur (btw belast)
- Het huidige onderscheid tussen esthetische handelingen binnen ziekenhuizen (met btw belast) en buiten ziekenhuizen (vrijgesteld van btw). Het hof is van oordeel dat btw plicht voor medische verzorging bij esthetische ingrepen geldt ongeacht de plaats waar deze wordt gegeven.
Daarnaast heeft het Hof ook nog aangegeven dat er moet voorzien worden in een uitsluiting van de btw – vrijstelling voor de diensten leveringen van goederen die nauw samenhangen met medische prestaties van ziekenhuizen, maar die niet onontbeerlijk zijn voor het verrichten van vrijgestelde handelingen", en "wanneer zij in hoofdzaak ertoe strekken extra opbrengsten te verschaffen in rechtstreekse mededinging met commerciële ondernemingen. Hiermee ligt haar uitspraak in lijn met deze van de Nederlandse Hoge Raad van 17 januari 2020 waarbij deze besliste dat de overheadcomponent in ketenzorg toch met btw moet worden belast.
De btw- administratie heeft snel gereageerd op dit arrest en publiceerde op 17 januari 2020 reeds het bericht dat de betroffen beroepsbeoefenaars en instellingen (ziekenhuizen) zich in afwachting van wetgevend ingrijpen reeds kunnen beroepen op de gevolgen van het arrest voor de handelingen die ze verrichten vanaf 1 oktober 2019. De btw administratie zal de toepassing van het arrest evenwel niet eisen in afwachting van de wetswijziging.
In concreto wil dit zeggen dat er voor de betreffende personen en instellingen een keuze bestaat om voor deze handelingen bij voortduur de btw-vrijstelling toe te passen, dan wel hierover btw aan te rekenen.
2. Paramedische beroepen – chiropractors en osteopaten
Voor de paramedische beroepen wordt de btw- vrijstelling in ons BTW- Wetboek beperkt tot erkende en gereglementeerde beroepen. Het Hof acht een formele erkenning als paramedisch beroep echter niet noodzakelijk voor de toepassing van de btw vrijstelling, enkel dat de medische verzorging een voldoende kwaliteitsniveau heeft. Indien het kwaliteitsniveau voldoende hoog is zodat het niveau geëvenaard wordt van de leden van een gereglementeerd (para)medisch beroep, dan moeten deze diensten dus ook kunnen genieten van de btw-vrijstelling.
In praktijk is dit van belang voor chiropractors en osteopaten, dewelke geen wettelijk erkende en gereglementeerde paramedische beroepen zijn. Tenzij de beoefenaars over een diploma van arts of kinesist beschikken, worden hun prestaties wel aan de btw onderworpen tot op heden. Door dit arrest zouden zij hun zorgdiensten wel van btw kunnen vrijstellen als ze over de nodige kwalificaties beschikken.
De btw- administratie heeft ook hierop reeds gereageerd met een publicatie op 17 januari 2020, waarbij zij aangeeft dat diensten van chiropractors en osteopaten sinds 1 oktober 2019 kunnen worden vrijgesteld van btw. Omdat de wetgeving nog moet worden aangepast, kunnen zij in afwachting van deze wetgevende aanpassing er nog steeds voor kiezen om hun diensten aan btw te onderwerpen.