Overslaan en naar de inhoud gaan
#Tax & Legal #Btw-advies #Btw #Vennootschap #Bestuursmandaten

Btw-plicht voor bestuurders-rechtspersonen

woensdag 06/04/2016
Beslissing inzake btw-plicht voor bestuurders-rechtspersonen gepubliceerd

Het is al lang geen nieuws meer dat de keuze die bestuurders-rechtspersonen in het verleden hadden om hun bestuurdersvergoedingen al dan niet aan btw te onderwerpen, zal verdwijnen. Reeds in november 2014 werd aangekondigd dat dit keuzestelsel zou worden opgeheven. Enkel de exacte datum van inwerkingtreding was nog een vraagteken. Initieel was dit op 1 januari 2015, maar dit werd al snel uitgesteld tot 1 januari 2016. Wegens de vele praktische vragen werd dit nog verder uitgesteld tot 1 april 2016 om nu (eindelijk) in werking te treden op 1 juni 2016.  Zoals beloofd, heeft de fiscus nu een administratieve beslissing uitgevaardigd waarin zij het nieuwe administratieve standpunt verduidelijkt en toelicht (Beslissing nr. 127.850 dd. 30.03.2016).

Hieronder geven we een kort overzicht van de belangrijkste punten van de nieuwe beslissing.

Welke rechtspersonen worden beoogd door de nieuwe regeling?

Het nieuwe standpunt is alleen van toepassing op rechtspersonen die optreden als “bestuurder”. Deze moeten met andere woorden een algemene bevoegdheid van beheer, controle en leiding hebben over de bestuurde vennootschap, en ten aanzien van derden handelen als orgaan van de vennootschap.

De exacte aard van he bestuurdersmandaat is niet relevant. Zowel ‘gewone’ bestuurders of zaakvoerders als dagelijks of gedelegeerd bestuurders vallen onder de nieuwe regeling, net zoals vereffenaars. De wijze van benoeming of aanstelling is evenmin van belang. Ook advocaten die hun activiteit via een rechtspersoon uitoefenen en optreden als bestuurder kunnen niet langer van het keuzestelsel genieten en de tolerantie  die voor hen werd voorzien vervalt eveneens.

Het moet uiteraard gaan om een bezoldigd bestuurdersmandaat. Het al dan niet bezoldigd karakter van een mandaat, is een feitenkwestie die geval per geval moet worden beoordeeld. De statutaire bepalingen zullen bij deze beoordeling in aanmerking worden genomen.

Welke vergoedingen zijn onderworpen aan btw?

Kort samengevat kan gezegd worden dat alle soorten bestuurdersvergoedingen aan btw onderworpen zullen zijn. Dit ongeacht hun berekeningswijze, benaming of wijze van toekenning. Zo zijn zowel vaste als variabele vergoedingen onderworpen aan btw, ongeacht of zij afhangen van financiële of niet-financiële criteria, net als emolumenten en zitpenningen voor aanwezigheid op vergaderingen.

Wat tantièmes betreft, neemt de beslissing  een zeer duidelijk standpunt in: ook zij vallen binnen het toepassingsgebied van de btw. Het feit dat tantièmes gewoonlijk een bepaald percentage van de winst vertegenwoordigen, wijzigt volgens de administratie niets aan het feit dat zij als een vergoeding kunnen worden beschouwd voor de werkzaamheden van de bestuurder.

Welke btw-verplichtingen om zich in regel te stellen?

Rechtspersonen die momenteel niet geregistreerd zijn als btw-plichtige, maar het wel zullen worden omwille van hun bestuurdersmandaat, zullen hun btw-nummer moeten laten activeren  door vóór 1 juni 2016 het formulier 604A bij het bevoegde controlekantoor in te dienen. Rechtspersonen die reeds een btw-nummer zouden hebben wegens een andere activiteit, moeten voor 1 juli 2016 de wijziging in hun activiteit doorgeven door de indiening van een formulier 604B.

Mogelijkheden om de btw-kost zoveel mogelijk te beperken

Indien de bestuurde vennootschap geen of een beperkt recht op aftrek heeft, zal dit nieuwe standpunt een grote impact hebben. De btw op de bestuurdersmandaten zal immers (deels)  een niet recupereerbare kost vormen in hoofde van de bestuurde vennootschappen. Om deze extra btw-kost zoveel mogelijk te beperken, zijn er een aantal mogelijkheden. De beslissingen haalt er enkele aan en geeft een woordje toelichting.

  1. Oprichting btw-eenheid

    Zo kan de oprichting van een btw-eenheid in welbepaalde gevallen soelaas bieden.

    Een gevolg van het bestaan van een btw-eenheid is dat handelingen die tussen de leden onderling worden verricht, buiten het toepassingsgebied van btw vallen. Zo kan de voorfinanciering van btw op bestuurdersvergoedingen worden vermeden en hebben eventuele beperkingen van het recht op btw- aftrek bij de bestuurde rechtspersoon geen effect.

    Vaak laat de structuur de oprichting van een btw- eenheid niet toe, nl. wanneer  een exploitatievennootschap wordt bestuurd door 2 of meerdere bestuurders die optreden via hun managementvennootschap. Tussen deze bestuurdersvennootschappen bestaat geen financiële noch een organisatorische verbondenheid. De oprichting van een btw-eenheid is in dergelijke gevallen strikt gezien niet mogelijk. Het is immers niet wenselijk dat de aandeelhouders van de respectievelijke bestuurdersvennootschappen deelnemingen in elkaars vennootschap zouden nemen en / of bestuurdersmandaten in elkaar vennootschap zouden waarnemen.

    Om hieraan tegemoet te komen, voorziet de administratie nu in een tolerantie zodat oprichting van een btw-eenheid toch mogelijk is. In dergelijke situatie neemt de administratie aan dat de  vennootschappen voldoende verbondenheid zijn indien voldaan is aan volgende voorwaarden:

    a) de bestuurders-rechtspersonen zijn zowel aandeelhouder als bestuurder van de exploitatievennootschap;

    b) zij bezitten samen meer dan 50% van de stemrechten verbonden aan de maatschappelijke rechten van de exploitatievennootschap

    c) er bestaat een overeenkomst tussen de bestuurders-rechtspersonen op grond waarvan zij er zich toe verbinden om alle beslissingen inzake de oriëntatie van het beleid van de exploitatievennootschap te nemen met hun toestemming (dus in unanimiteit). De statuten van de vennootschappen mogen geen strijdige bepalingen bevatten.

    Enkele aandachtspunten:

    • De leden van een btw-eenheid zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de btw-schulden, de interesten, boeten en kosten die opeisbaar zijn geworden tgv handelingen verricht tijdens het bestaan van de btw-eenheid.
       
    • Bovendien moet een btw-eenheid minstens bestaan tot 31 december van het derde jaar volgend op het jaar van oprichting. Vrijwillige uittreding is niet mogelijk. Dit betekent dat btw-eenheid opgericht in de loop van 2016 in principe verplicht moeten blijven bestaan tot 31 december 2019. Of een btw-eenheid aangewezen is, dient op basis van de concrete feiten onderzocht te worden.

      De nieuwe regels treden in werking vanaf 1 juni 2016, wat betekent dat aanvragen tot oprichting van een eenheid ten laatste in de maand april moeten worden ingediend om deze een aanvang te laten nemen op 1 juni 2016.
       

  2. Toepassing btw-vrijstelling

    Vaak verricht een rechtspersoon-bestuurder naast zijn bestuurdersmandaat nog andere diensten voor de bestuurde vennootschap. Denk aan een verzekeringsmaatschappij die haar klantenportefeuille heeft ingebracht in een vennootschap die zij bestuurt of een artsenvennootschap die tevens medische prestaties verricht naast bestuurdersprestaties. Deze laatste prestaties kunnen in principe van een btw-vrijstelling genieten.

    De circulaire verduidelijkt in dit kader dat een rechtspersoon-bestuurder zijn prestaties kan opsplitsen tussen btw-belaste bestuurdersdiensten enerzijds en vrijgestelde prestaties anderzijds. Deze opsplitsing moet echter objectief bepaald zijn en geformaliseerd worden. Dit betekent dat zij zal moeten worden vastgelegd in een overeenkomst of de statuten, waarin de dienstverrichtingen duidelijk worden uitgesplitst en de vergoedingen objectief worden vastgelegd. Bij gebreke hiervan, zal minstens 25% van de vergoeding door de btw- administratie beschouwd worden als een belaste bestuurdersprestatie.

    Opvallend is dat de beslissing vermeldt dat rekening wordt gehouden met de opsplitsing die in het verleden werd gehanteerd.  Indien bijgevolg de ontvangen vergoeding in het verleden niet werd opgesplitst en in zijn geheel als bestuurdersvergoeding werd beschouwd (want er was toen immers geen btw- noodzaak om deze op te splitsen), stellen wij ons de vraag of hiervan dan kan worden afgeweken. In dat geval lijkt het erop dat de 25% - regel de enige mogelijkheid is die aanvaard zal worden door de fiscus.
     

  3. Kleine ondernemersregeling

    Uiteraard kan voor de belaste bestuurdersdiensten beroep worden gedaan op de vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen. Echter moet er rekening mee gehouden worden dat voor de bepaling van de drempel van 25.000 EUR bepaalde vrijgestelde diensten in rekening moeten worden genomen, zoals bijvoorbeeld bepaalde financiële diensten.

Welke rechten en plichten  brengt de btw-plicht voor bestuurders met zich mee?

  1. Recht op aftrek

    Voordeel van de btw- plicht is dat de rechtspersonen-bestuurders kunnen genieten van een recht op aftrek van btw op kosten die zij maken in het kader van hun activiteit als bestuurder.

    Daarentegen zullen zij niet  de mogelijkheid hebben om een historisch recht op aftrek uit te oefenen van btw op bedrijfsmiddelen die zij eerder hebben aangekocht. De reden die de administratie hiervoor geeft is dat bestuurders-rechtspersonen niet de hoedanigheid van btw-plichtige hadden (in tegenstelling tot de notarissen, advocaten en de gerechtsdeurwaarders die van het statuut van ‘vrijgestelde’ btw-plichtige overgingen naar ‘gewone’ btw-plichtige). Aangezien de btw- administratie in vroegere beslissingen stelde dat bestuurders- rechtspersonen in principe btw- plichtigen zijn, maar dat hun btw- registratie omwille van praktische redenen niet werd geëist, kunnen er vraagtekens worden gesteld bij dit standpunt.
     

  2. Btw-verplichtingen

    Uiteraard zullen de bestuurders-rechtspersonen die voorheen niet btw-plichtig waren nu geconfronteerd worden met het vervullen van een aantal btw-verplichtingen zoals het uitreiken van facturen, het houden van een btw-boekhouding, indienen van btw-aangiften en intracommunautaire opgaven,…

    De beslissing verduidelijkt tenslotte wanneer btw moet worden afgedragen.

    Er wordt aangegeven dat bij voltooiing van de prestaties vóór 1 juni 2016, geen btw verschuldigd zal zijn.

    Diensten die plaatsvinden na 1 juni 2016, zullen in principe wel aan btw onderworpen zijn, tenzij er zich vóór 1 juni een subsidiaire oorzaak van opeisbaarheid heeft voorgedaan.

    Bestuurdersprestaties zijn doorgaans diensten waarvoor opeenvolgende afrekeningen of betalingen gebeuren. Wanneer de afrekening bijgevolg betrekking heeft op een periode waarvan het einde zich situeert na 1 juni 2016, zal in principe btw over de gehele afrekening verschuldigd zijn. Enige manier om hieraan te ontkomen, is om een voorschotfactuur uit te reiken of een betaling te verrichten uiterlijk op 31 mei 2016. Hierdoor wordt de btw op dat ogenblik opeisbaar. Echter moet in dit kader rekening gehouden worden met de antimisbruikbepaling in die zin dat een voorschotfacturatie niet in wezen het bekomen van een btw-voordeel tot doel mag hebben. Dit moet geval per geval bekeken worden.

    Voor tantièmes bestaat een bijzondere regel in die zin dat de btw maar opeisbaar wordt op de datum waarop de jaarlijkse algemene vergadering de beslissing tot uitkering neemt. Om nog onder het oude regime te vallen, zal dit dus voor 31 mei 2016 moeten gebeuren.

Conclusie

Nu alle modaliteiten van de nieuwe regeling bekend zijn, kan dossier per dossier definitief onderzocht worden wat de meest aangewezen oplossing is om een extra btw-kost te vermijden bij de bestuurde rechtspersonen die geen recht op aftrek hebben.

Neem contact op met één van onze experten

Bert Derez

Bert Derez

Partner Tax & Legal Services

Contact